De liturgie van de getijden
Vanaf de vroegste christentijden werd er op vaste momenten, verspreid over de dag, gebeden; het gebed van de Kerk met Christus en gericht tot Christus. Christus verrichtte de gebeden die vrome Israëlieten aanhielden bijvoorbeeld bij de maaltijd. Hij bad tot zijn Vader tijdens Zijn leven, lijden en sterven aan het Kruis. Wat Jezus deed, heeft hij ons ook opgedragen om te doen; de Kerk zet het gebed van Christus voort. Door de Heilige Geest wordt de eenheid van de biddende Kerk bewerkstelligd; de werking van de Heilige Geest leidt de Kerk door de Zoon naar de Vader.
God heeft ons als schepper van het Heelal de tijd gegeven om die te heiligen en aan Hem toe te wijden. Het is daarom goed dat wij op vaste momenten van de dag bidden; bij het opstaan, het slapen gaan, de maaltijden en bepaalde andere vaste momenten in het gezinsleven -door paus Johannes Paulus II zo vaak de huiskerk genoemd. Het openbare gebed van de Kerk ter heiliging van de dag wordt gevormd door de zogenaamde getijden (liturgia horarum, brevier, officie), waarin vaste teksten, grotendeels ontleend aan de psalmen, op bepaalde dagen mede afhankelijk van het liturgisch jaar, worden gebeden. Vaste gebedsuren zijn:
•het ochtendgebed (lauden)
•het avondgebed (vespers)
•de lezingendienst (metten)
•gebed overdag ook wel genoemd kleine uren: terts, sext, noon)
•gebed aan het einde van de dag (completen)
Priesters en diakens zijn verplicht de getijden te bidden. Kloosterlingen moeten zich houden aan de regels die in hun kloostergemeenschap daarvoor zijn vastgesteld. Alle gelovigen worden door de Kerk van harte opgeroepen deel te nemen aan het bidden van de getijden.